dci
Oudtsjechisch
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Slavische *dъ̏ťi
Zelfstandig naamwoord
dci v
- (familie) dochter; een vrouwelijk kind
- «Jsem z Oskořína dci toho pána.»
- Ik ben de dochter van de heer uit Oskořín.
- «Jsem z Oskořína dci toho pána.»