• afgeleid van daron met het achtervoegsel -e

daronne v

  1. (spreektaal) moeder
    «Je peux pas rester, ma daronne veut que j’rentre.»
    Ik kan niet blijven, moeder de vrouw wil dat ik naar huis kom. [1]
  2. (spreektaal) meesteres, bazin [1]
  3. (spreektaal) vrouw die oud is
    «Sammy, c’est une daronne, elle a pas loin de 26 ans.»
    Sammy, die is oud, zij is al bijna 26 jaar. [1]