Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·mas·ceert

Werkwoord

vervoeging van
damasceren

damasceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van damasceren
    • Jij damasceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van damasceren
    • Hij damasceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van damasceren
    • Damasceert! 

Gangbaarheid