damasceer
- da·mas·ceer
vervoeging van |
---|
damasceren |
damasceer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van damasceren
- Ik damasceer.
- gebiedende wijs van damasceren
- Damasceer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van damasceren
- Damasceer je?
- Het woord 'damasceer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.