dakhazen
- dak·ha·zen
de dakhazen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dakhaas
- ▸ 'Achterlijke dakhazen met hun idiote prijzen,' zei hij, het kwam duidelijk recht uit het hart.[1]
- Het woord dakhazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.