Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dé·ché·an·ce

Zelfstandig naamwoord

déchéance

  1. verouderde spelling of vorm van decheance tot 2015

Gangbaarheid

22 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be