crediteer
- cre·di·teer
vervoeging van |
---|
crediteren |
crediteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van crediteren
- Ik crediteer.
- gebiedende wijs van crediteren
- Crediteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van crediteren
- Crediteer je?
- Het woord crediteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.