• con·ver·sen

de conversenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord convers


vervoeging van
conversar

conversen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van conversar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van conversar