• con·tra·sig·neer
vervoeging van
contrasigneren

contrasigneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contrasigneren
    • Ik contrasigneer. 
  2. gebiedende wijs van contrasigneren
    • Contrasigneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contrasigneren
    • Contrasigneer je?