contrasigneer
- con·tra·sig·neer
vervoeging van |
---|
contrasigneren |
contrasigneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contrasigneren
- Ik contrasigneer.
- gebiedende wijs van contrasigneren
- Contrasigneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contrasigneren
- Contrasigneer je?
- Het woord contrasigneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.