Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tex·tu·a·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
contextualiseren

contextualiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contextualiseren
    • Ik contextualiseer. 
  2. gebiedende wijs van contextualiseren
    • Contextualiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contextualiseren
    • Contextualiseer je? 

Gangbaarheid