• con·tac·ten

de contactenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord contact
     Recht voor haar zat een hoopje ellende. Een vrouw zonder vrienden of sociale contacten.[1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


vervoeging van
contactar

contacten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van contactar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van contactar