Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·su·meer

Werkwoord

vervoeging van
consumeren

consumeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consumeren
    • Ik consumeer. 
  2. gebiedende wijs van consumeren
    • Consumeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consumeren
    • Consumeer je?