• con·so·li·deert
vervoeging van
consolideren

consolideert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consolideren
    • Jij consolideert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van consolideren
    • Hij consolideert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van consolideren
    • Consolideert!