consolideerde
- con·so·li·deer·de
vervoeging van |
---|
consolideren |
consolideerde
- enkelvoud verleden tijd van consolideren
- Ik consolideerde.
- Jij consolideerde.
- Hij, zij, het consolideerde.
- Ik consolideerde.
- Het woord consolideerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.