connoteer
- con·no·teer
vervoeging van |
---|
connoteren |
connoteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van connoteren
- Ik connoteer.
- gebiedende wijs van connoteren
- Connoteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van connoteren
- Connoteer je?
- Het woord connoteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.