confronteert
- con·fron·teert
vervoeging van |
---|
confronteren |
confronteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confronteren
- Jij confronteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confronteren
- Hij confronteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van confronteren
- Confronteert!
- Het woord confronteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.