• con·fec·ti·o·neer
vervoeging van
confectioneren

confectioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
    • Ik confectioneer. 
  2. gebiedende wijs van confectioneren
    • Confectioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
    • Confectioneer je?