confectioneer
- con·fec·ti·o·neer
vervoeging van |
---|
confectioneren |
confectioneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
- Ik confectioneer.
- gebiedende wijs van confectioneren
- Confectioneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confectioneren
- Confectioneer je?
- Het woord confectioneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.