Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cre·ti·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
concretiseren

concretiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van concretiseren
    • Ik concretiseerde. 
    • Jij concretiseerde. 
    • Hij, zij, het concretiseerde.