concludeer
- Geluid: concludeer (hulp, bestand)
- con·clu·deer
vervoeging van |
---|
concluderen |
concludeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concluderen
- Ik concludeer.
- gebiedende wijs van concluderen
- Concludeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concluderen
- Concludeer je?
- ▸ 'Uit die wisselende stemmingen concludeer jij dat hij zijn familie niet meer wil zien, maar ze tegelijkertijd mist.[1]