• com·mu·ni·ceer
vervoeging van
communiceren

communiceer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communiceren
    • Ik communiceer. 
  2. gebiedende wijs van communiceren
    • Communiceer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communiceren
    • Communiceer je?