collectiviseert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- col·lec·ti·vi·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
collectiviseren |
collectiviseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collectiviseren
- Jij collectiviseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van collectiviseren
- Hij collectiviseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van collectiviseren
- Collectiviseert!