• co-exis·teert
vervoeging van
co-existeren

co-existeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van co-existeren
    • Jij co-existeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van co-existeren
    • Hij co-existeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van co-existeren
    • Co-existeert!