co-existeerden
- co-exis·teer·den
vervoeging van |
---|
co-existeren |
co-existeerden
- meervoud verleden tijd van co-existeren
- Wij co-existeerden.
- Jullie co-existeerden.
- Zij co-existeerden.
- Wij co-existeerden.
- Het woord co-existeerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.