• co·op·teert
vervoeging van
coöpteren

coöpteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coöpteren
    • Jij coöpteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coöpteren
    • Hij coöpteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van coöpteren
    • Coöpteert!