coöpteert
- co·op·teert
vervoeging van |
---|
coöpteren |
coöpteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coöpteren
- Jij coöpteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coöpteren
- Hij coöpteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van coöpteren
- Coöpteert!
- Het woord coöpteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.