Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·op·teer·den

Werkwoord

vervoeging van
coöpteren

coöpteerden

  1. meervoud verleden tijd van coöpteren
    • Wij coöpteerden. 
    • Jullie coöpteerden. 
    • Zij coöpteerden. 

Gangbaarheid