coöpteerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: coöpteerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·op·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
coöpteren |
coöpteerde
- enkelvoud verleden tijd van coöpteren
- Ik coöpteerde.
- Jij coöpteerde.
- Hij, zij, het coöpteerde.
- Ik coöpteerde.