coïncideerden
- co·in·ci·deer·den
vervoeging van |
---|
coïncideren |
coïncideerden
- meervoud verleden tijd van coïncideren
- Wij coïncideerden.
- Jullie coïncideerden.
- Zij coïncideerden.
- Wij coïncideerden.
- Het woord coïncideerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.