claxonneerde
- claxon·neer·de
vervoeging van |
---|
claxonneren |
claxonneerde
- enkelvoud verleden tijd van claxonneren
- Ik claxonneerde.
- Jij claxonneerde.
- Hij, zij, het claxonneerde.
- Ik claxonneerde.
- Het woord claxonneerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.