Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·ty·tript

Werkwoord

vervoeging van
citytrippen

citytript

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van citytrippen
    • Jij citytript. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van citytrippen
    • Hij citytript. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van citytrippen
    • Citytript! 

Gangbaarheid