Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·teert

Werkwoord

vervoeging van
citeren

citeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van citeren
    • Jij citeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van citeren
    • Hij citeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van citeren
    • Citeert!