• cir·cu·leert
vervoeging van
circuleren

circuleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van circuleren
    • Jij circuleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van circuleren
    • Hij circuleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van circuleren
    • Circuleert!