cibleerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: cibleerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ci·bleer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
cibleren |
cibleerden
- meervoud verleden tijd van cibleren
- Wij cibleerden.
- Jullie cibleerden.
- Zij cibleerden.
- Wij cibleerden.
Gangbaarheid
- Het woord cibleerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.