chloreer
- chlo·reer
vervoeging van |
---|
chloreren |
chloreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chloreren
- Ik chloreer.
- gebiedende wijs van chloreren
- Chloreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chloreren
- Chloreer je?
- Het woord chloreer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.