chipoteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: chipoteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- chi·po·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
chipoteren |
chipoteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chipoteren
- Jij chipoteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chipoteren
- Hij chipoteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van chipoteren
- Chipoteert!
Gangbaarheid
- Het woord chipoteert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.