Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • che·mi·seer

Werkwoord

vervoeging van
chemiseren

chemiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chemiseren
    • Ik chemiseer. 
  2. gebiedende wijs van chemiseren
    • Chemiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chemiseren
    • Chemiseer je?