chargeer
- char·geer
vervoeging van |
---|
chargeren |
chargeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chargeren
- Ik chargeer.
- gebiedende wijs van chargeren
- Chargeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chargeren
- Chargeer je?
- Het woord chargeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.