• cer·ti·fi·eer
vervoeging van
certifiëren

certifieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certifiëren
    • Ik certifieer. 
  2. gebiedende wijs van certifiëren
    • Certifieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certifiëren
    • Certifieer je?