certificeer
- Geluid: certificeer (hulp, bestand)
- cer·ti·fi·ceer
vervoeging van |
---|
certificeren |
certificeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certificeren
- Ik certificeer.
- gebiedende wijs van certificeren
- Certificeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certificeren
- Certificeer je?
- Het woord certificeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.