Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·tert

Werkwoord

vervoeging van
cateren

catert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cateren
    • Jij catert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cateren
    • Hij catert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van cateren
    • Catert! 

Gangbaarheid