• ca·ter
vervoeging van
cateren

cater

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cateren
    • Ik cater. 
  2. gebiedende wijs van cateren
    • Cater! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cateren
    • Cater je? 


cater

  1. (dierkunde) kater; het mannetje van de kat