cater
- ca·ter
vervoeging van |
---|
cateren |
cater
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cateren
- Ik cater.
- gebiedende wijs van cateren
- Cater!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cateren
- Cater je?
- Het woord cater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
cater