castte
- cast·te
vervoeging van |
---|
casten |
castte
- enkelvoud verleden tijd van casten
- Ik castte.
- Jij castte.
- Hij, zij, het castte.
- Ik castte.
- Het woord castte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
casten |
castte