Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • can·celt

Werkwoord

vervoeging van
cancelen

cancelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cancelen
    • Jij cancelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cancelen
    • Hij cancelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van cancelen
    • Cancelt! 

Gangbaarheid