• cal·cu·leert in
vervoeging van
incalculeren

calculeert (...) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incalculeren
    • Jij calculeert in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incalculeren
    • Hij calculeert in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van incalculeren
    • Calculeert in!