Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bull·do·zert

Werkwoord

vervoeging van
bulldozeren

bulldozert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bulldozeren
    • Jij bulldozert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bulldozeren
    • Hij bulldozert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bulldozeren
    • Bulldozert! 

Gangbaarheid