bulder
- bul·der
vervoeging van |
---|
bulderen |
bulder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bulderen
- Ik bulder.
- gebiedende wijs van bulderen
- Bulder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bulderen
- Bulder je?
- Het woord bulder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.