buitensloot
- Geluid: buitensloot (hulp, bestand)
- bui·ten·sloot
vervoeging van |
---|
buitensluiten |
buitensloot
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van buitensluiten
- ... dat ik buitensloot.
- ... dat jij buitensloot.
- ... dat hij, zij, het buitensloot.
- ... dat ik buitensloot.
- ▸ Goedbedoelde adviezen. Uitgesproken in een kamer waarin menselijke warmte de kou buitensloot.[1]
- Het woord buitensloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.