Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buig over
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
overbuigen

buig (...) over

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbuigen
    • Ik buig over. 
  2. gebiedende wijs van overbuigen
    • Buig over! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbuigen
    • Buig je over?