Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brusht

Werkwoord

vervoeging van
brushen

brusht

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brushen
    • Jij brusht. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brushen
    • Hij brusht. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brushen
    • Brusht! 

Gangbaarheid