bromt
- bromt
vervoeging van |
---|
brommen |
bromt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brommen
- Jij bromt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brommen
- Hij bromt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brommen
- Bromt!
- Het woord bromt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.