brilde
- bril·de
vervoeging van |
---|
brillen |
brilde
- enkelvoud verleden tijd van brillen
- Ik brilde.
- Jij brilde.
- Hij, zij, het brilde.
- Ik brilde.
- Het woord brilde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
brillen |
brilde